Apparaat van een systeem, bestuurd door het besturingssysteem.
In een netwerk, knooppunt waar een systeemapparaat staat.
De opzet van een systeem, die goed moet passen bij wat het systeem moet doen.
De authenticatie van een systeem tegenover een gebruiker of een ander systeem.
Er zijn 2 definities.
Bestand van een besturings- of toepassingssysteem.
Beveiliging van een informatiesysteem tegen ongewenst en ongeoorloofd gebruik.
Moederboard; printplaat waarop de microprocessor en het geheugen is gemonteerd.
Alle hulpbronnen die een systeem tot zijn beschikking heeft, bijvoorbeeld een disk of printer.
Catalogus van de bestanden in het systeem.